07 okt Pensioenakkoord zet grote stappen maar riskeert blijvende onvrede in toekomst
Bron: fd.nl / Theo Kocken / 18 juni 2019
Expert | Theo Kocken is hoogleraar risicomanagement
Gesteund door ook een grote meerderheid van de achterban van de vakbonden heeft minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid eindelijk een pensioenakkoord bereikt. Na de geste van €4 mrd extra per jaar aan ‘AOW-bijdrage’ van de minister, heeft ‘de polder’ ook water bij de wijn gedaan. Dat is een knap resultaat in het licht van de afgelopen 10 jaar.
Want het afgelopen decennium is er maatschappelijk veel veranderd in het denken over de arbeidsmarkt en pensioenen. Zo is de arbeidsmobiliteit veranderd, er wordt nu anders gedacht over generationele fairheid en solidariteit, en de noodzakelijke behoefte tot versimpeling van het pensioenstelsel is sterker geworden. Ook is steeds meer het idee geaccepteerd dat je – met een horizon van tientallen jaren – geen 100% pensioenzekerheid meer kunt bieden. Al deze nieuwe ontwikkelingen en inzichten van de laatste jaren, zouden uitgekristalliseerd moeten zijn in het nieuwe akkoord. De grote vraag is of alle stappen ook werkelijk zijn gemaakt.
Kijken we naar het aspect van de toenemende arbeidsmobiliteit dan wordt hieraan tegemoet gekomen door afschaffing van de doorsneesystematiek. Aangezien mensen veel meer dan vroeger van baan, sector of arbeidscontractvorm (lang, kort, zzp) switchen, is subsidiering van oudere deelnemers door jongere deelnemers in een pensioenfonds niet meer een redelijke vorm van solidariteit. Het zal nog een heel complex proces worden dit eerlijk te laten overgaan, maar de weg is via het nieuwe akkoord vrijgemaakt.
Levensverwachting
Goed nieuws is ook dat in de nieuwe overeenkomst de koppeling van de pensioenleeftijd aan de levensverwachting wordt herzien. Stijgt de levensverwachting met één jaar, dan betekent dat niet ook één jaar langer werken, maar gaan we naar een situatie van 8 maanden langer werken en 4 maanden langer pensioen. Dat is ook in verhouding met de huidige ratio van werkende jaren versus pensioneringsjaren.
Een positief element is dat er in het zachte contract een versimpeling komt ten opzichte van het Financieel Toetsingskader, waardoor pensioenfondsen geen buffer meer hoeven aan te houden. Dit betekent dat we in goede tijden eerder gaan indexeren, maar bij slechte tijden ook eerder korten. Maar bij de huidige druk op de rekenrente blijft korten actueel. Gepensioneerden korten doet pijn, het voelt als het nemen van verlies. Het vermijden van dit verlies – ook wel ‘loss aversion’ genoemd – is één van de sterkste menselijke emoties. We schuiven dit verlies het liefst voor ons uit, door niet te korten. Maar niet korten bij gepensioneerden betekent dat de rekening automatisch wordt doorgeschoven naar de volgende generaties, de actieve deelnemers binnen de pensioenfondsen. Dit voelt echter als minder pijnlijk, omdat de resultaten zich pas manifesteren in een zeer onduidelijke toekomst die we ons nog nauwelijks kunnen indenken.
Het problematische van het nieuwe systeem van een rekenrente met zo goed als zeker regelmatig kleine aanpassingen, is dat de ene keer de oudere generaties zich door een verandering benadeeld zullen voelen en de andere keer de jongere generaties. Hierbij worden de keren dat groepen bevoordeeld worden sneller vergeten, dan de keren van benadelen. Verlies voelt veel zwaarder dan winst. Per saldo leidt een manipuleerbare rekenrente altijd tot onvrede bij alle deelnemers. En korten als je het kunt voorkomen, leidt ook tot onvrede. Dus ieder systeem met een rekenrente die geld verdeelt tussen actieve deelnemers en gepensioneerden is gedoemd te falen, omdat een deel van het draagvlak onder de bevolking zal ontbreken. Zelfs al heb je het beste stelsel ter wereld.
Willen we bij het nieuwe pensioenstelsel de mogelijke onvrede minimaliseren, dan is daar meer voor nodig. Dat begint met het veranderen van de ‘narrative’ – het verhaal – waarop ons stelsel is gebaseerd. Het verhaal dat we veel geld hebben was de centrale narrative de laatste decennia en heeft veel onvrede opgeleverd toen er gekort werd. Dat er tegenover dat vele geld veel meer levensjaren zijn gekomen waar niemand voor betaald heeft, zit niet in het collectieve denkbeeld dat overheid en de polder naar de deelnemers uitstralen. Het feit dat we een kwart eeuw geleden een reële rente van 4% hadden en nu een negatieve reële rente, wordt ook niet in het verhaal betrokken. Pensioenkortingen voelen nu als iets oneerlijks. Hoe kan dat straks anders zijn zonder een andere narrative rondom het onzekere pensioeninkomen?
Positief verhaal
Willen we het pensioenakkoord een kans geven van langdurig positief onthaal, dan moeten we naast de techniek echt ook een centrale positieve narrative bedenken die consequent praat over een onzekere, maar door diverse aanpassingselementen altijd toereikende oudedagsvoorziening. Pensioensparen gaat over vele decennia onzekere beleggingsuitkomsten, over vele decennia onzekerheid over hoe oud we gemiddeld worden.
Het positieve verhaal zou moeten zijn dat we door langer leven naar een maatschappij gaan waar mensen door de lange horizon onzeker zijn over hun pensioenleeftijd, maar meer mogelijkheden krijgen om langer te werken. Met bijvoorbeeld omscholingsmogelijkheden en kortere werkweken bij de oude dag. Pensioen en arbeid moeten tezamen een robuust stelsel opleveren. We moeten naar een geïntegreerd verhaal over ons stabiele langere leven. De overheid, de polder en de pensioensector spelen daar een belangrijke rol in.
Met het pensioenakkoord zijn we nog niet van de onvrede af. Door een nieuwe narrative kunnen we daar wel een positieve draai aan gaan geven.
Theo Kocken is co-ceo van Cardano Group en hoogleraar risicomanagement, Vrije Universiteit Amsterdam. Reageer via expert@fd.nl.
Geen reactie's