Pensioenakkoord: dit moet HR weten

Pensioenakkoord: dit moet HR weten

Bron: pwnet.nl / Hans Kennis, Vandena van der Meer / 4 februari 2020 (laatste update 6 februari 2020)

Het pensioenakkoord heeft gevolgen voor alle werkgevers en alle werknemers in Nederland. Dit is wat HR ervan moet weten.

In juni 2019 is er een pensioenakkoord gesloten tussen het kabinet en de sociale partners (werkgevers- en werknemersverenigingen). Op het moment dat we dit artikel schrijven, zijn er ruim zes maanden verstreken en is al een aantal belangrijke wijzigingen doorgevoerd. Daarom geven we in dit artikel een samenvatting van het akkoord en gaan we in op de gevolgen die dit voor werkgevers en werknemers heeft.

WAAROM EEN PENSIOENAKKOORD?
Het kabinet Rutte III heeft onder aanvoering van minister Wouter Koolmees (D66) de wijziging van het pensioenstelsel tot een speerpunt gemaakt. Volgens de minister is een nieuw pensioenstelsel noodzakelijk omdat het huidige stelsel:

  1. het effect van de vergrijzing niet kan opvangen;
  2. een te grote mate van herverdeling heeft;
  3. een gebrek aan maatwerk en gebrek aan keuzes kent;
  4. niet uitlegbaar is en weinig vertrouwen onder de burgers meer kent.

AOW-leeftijd stijgt minder hard

Een wijziging die al is ingegaan en die je vast niet is ontgaan, is de langzamere stijging van de AOW-leeftijd. De huidige AOW-leeftijd van 66 jaar en vier maanden wordt bevroren tot eind 2021. Daarna gaat de AOW-leeftijd in stappen omhoog naar 67 in 2024. Een jaar geleden zou deze AOW-leeftijd van 67 jaar al in 2021 zijn bereikt.

Voor veel mensen is dit fijn, want hierdoor krijgen ze eerder dan verwacht hun AOW. Heb je als werkgever de ontslagdatum al gelijkgesteld? Dan nemen de betrokken werknemers dus in principe ook eerder afscheid van jouw bedrijf. Vind je het prettig dat zij eerder vertrekken of had je die werknemers liever wat langer in dienst gehouden?

Voor de periode na 2024 zijn er afspraken gemaakt over de koppeling van de levensverwachting aan de AOW-leeftijd. Voor het pensioenakkoord was deze koppeling één op één. Vanaf nu is deze één op twee derde. Ofwel, als de levensverwachting met een jaar toeneemt, moet er acht maanden langer worden gewerkt.

Middelloonregelingen worden aangepast

Bij middelloonregelingen spreken we over (bijna) gegarandeerde aanspraken. In het nieuwe stelsel spreken we over een pensioenambitie waarbij de uitkomsten enigszins onzeker zijn. Zo zal er bij pensioenfondsen moeten worden gekozen uit twee nieuwe pensioencontracten: een collectief contract met uitgebreide risicodeling en een collectief contract met beperkte risicodeling.

In het collectieve contract met uitgebreide risicodeling wordt een premie direct omgezet in een voorwaardelijk pensioen. In het contract met beperkte risicodeling wordt de leeftijdsonafhankelijke premie gestort in een persoonlijke pensioenpot. Rendementen worden ook toegevoegd aan deze pot. Er zal in beide contracten worden gesproken over een beschikbaar gestelde premie. Er wordt dus niet meer gesproken over een opbouw in enig jaar, maar over een beschikbaar gestelde premie.

Een premieregeling voor iedereen

Nu we niet meer spreken over een middelloonregeling maar over een premieregeling is het belangrijk te weten hoe hoog deze premie wordt. Veel werkgevers hebben al een (beschikbare) premieregeling en denken waarschijnlijk dat er voor hen niets zal veranderen. Niets is minder waar. De premie die beschikbaar wordt gesteld, moet namelijk voor iedereen dezelfde zijn. Jongeren en ouderen gaan dezelfde premie betalen.

Dit is een grote wijziging, want in bijna alle premieregelingen is de inleg voor ouderen hoger dan voor jongeren. De gedachte hierachter is dat jongeren de premie langer kunnen beleggen en dus ook minder inleg nodig hebben om hetzelfde resultaat te behalen. In het nieuwe stelsel krijgt iedereen een premieregeling, waarbij jongeren (indirect) meer gaan opbouwen dan de ouderen. We noemen dit degressieve opbouw, hoe ouder je bent hoe minder je opbouwt. Onthoud die term, want die zul je de komende jaren meer gaan horen.

Begrijpelijker nabestaandenpensioen

In 99 procent van de pensioenregelingen in Nederland is het nabestaandenpensioen afhankelijk van het inkomen, het aantal gewerkte jaren, het aantal te werken jaren en het opbouwpercentage. Hoe dit exact werkt, weet bijna geen enkele werknemer en ook veel werkgevers moeten het juiste antwoord vaak schuldig blijven. In het pensioenakkoord is afgesproken dat standaardisering en verbetering van de begrijpelijkheid noodzakelijk zijn. De komende periode zal worden onderzocht wat hiervoor de beste oplossing is.

Meer flexibiliteit

Omdat het nieuwe stelsel uitgaat van een premieregeling is flexibilisering relatief eenvoudig. Met deze flexibilisering zal rustig worden gestart, maar naar onze mening biedt die veel ruimte voor de verdere toekomst. Zo wordt het mogelijk om eenmalig 10 procent waarde van het ouderdomspensioen op de pensioendatum uit te laten keren. Daarnaast denkt het kabinet na over de mogelijkheid om met pensioengeld de hypotheek af te lossen en zouden mensen zelf keuzes moeten kunnen maken voor een duurzamer en groener pensioen.

Vervroegd uittreden vanaf 2021

Vanaf 2021 wordt het financieel makkelijker om vervroegd uit te treden. Vanaf 1 januari 2021 is het namelijk mogelijk dat er maximaal drie jaar voor de AOW-leeftijd over een inkomen van maximaal 21.200 euro bruto per jaar geen boete op vervroegd uittreden (RVU-heffing) meer wordt geheven. Dit biedt mogelijkheden voor werknemers met een zwaar beroep en een lager inkomen om toch eerder te stoppen met werken.

Het idee achter dit bedrag is dat dit gelijk is aan de netto AOW die men nog niet ontvangt. Het vervroegen van het pensioen in combinatie met deze ‘AOW-inbouw’ kan voor veel werkgevers een interessante optie zijn om eerder uittreden te faciliteren. De eerste cao-afspraken over deze 21.200 euro zijn inmiddels gemaakt. Als je hiervan gebruik wil maken, ga dan tijdig aan de slag, want het is mogelijk vanaf 1 januari 2021. Deze fiscale versoepeling geldt tot eind 2025.

Wanneer gaat dit alles in?

De aanpassing van de AOW-leeftijd is al ingegaan. De nieuwe mogelijkheid tot vervroegde uittreding gaat in per 1 januari 2021. Maar ook het tijdelijk aanpassen van de rekenregels voor pensioenfondsen waardoor de premie (nog) niet stijgt en de pensioenen (nog) niet afgestempeld hoeven te worden, zijn onderdeel van het pensioenakkoord. Er zijn enkele werkgroepen die het pensioenakkoord dit jaar verder uitwerken.

De wetgeving wordt in 2021 aangepast, zodat je per 2022 de nieuwe regeling kunt invoeren met de bijbehorende overgangsregeling(en). Het is uiteraard de vraag of je per 1 januari 2022 een nieuwe regeling zult hebben. Veel moet nog worden uitgewerkt en ook de minister geeft aan dat het nog wel een tijdje zal duren voordat alles is ingeregeld. Zorgvuldigheid zonder schokken staat hierbij voorop.

De race is al begonnen

Hoewel sommige mediaberichten suggereren dat er in de Nederlandse polder nog niet veel voortgang wordt gemaakt met de pensioenplannen, is het tegendeel waar. Ben jij er als werkgever klaar voor om goed in te spelen op de gevolgen van het pensioenakkoord? Als je er nog niet klaar voor bent, haast je dan, want de race is al begonnen.

Auteurs Hans Kennis & Vandena van der Meer zijn verbonden aan Montae & Partners

Geen reactie's

Geef een reactie